![1984 Dodge Ram Engine Problems Solved!](https://i.ytimg.com/vi/wSkTJKsC48k/hqdefault.jpg)
Inhoud
De Dodge Ram 50 uit 1987 maakt gebruik van een carburateur met twee cilinders. De carburateur mengt lucht en brandstof in geschikte niveaus. Of uw voertuig de carburateur gebruikt of een aftermarket, de problemen die zich voordoen zijn hetzelfde. Dit zijn de dingen die je moet weten over je prestaties, wat zijn de problemen die er zijn en wat ze betekenen. Een veel voorkomende verkeerde diagnose van een carburateurprobleem is eigenlijk vuile brandstof. Problemen die verder gaan dan het bijvullen van de brandstoftank
Stap 1
Start uw voertuig. Als de motor niet start of draait, is de brandstofleiding verstopt. Controleer het brandstoftoevoersysteem. Als de motor start maar slechts enkele seconden verwijderd is, is het mogelijk dat de choke niet sluit of niet goed is ingesteld. Andere tekenen dat de choke verkeerd kan worden ingesteld, zijn onder meer dat het voertuig sterft bij laag stationair draaien of hoog ronddraaien en dan sterven. Als het na het starten hoog oploopt en hoog in het park of neutraal blijft, is het stationair te hoog ingesteld.
Stap 2
Laat het voertuig 15 tot 20 minuten rijden. Als het toerental na enkele minuten draaien hoog blijft en er veel zwarte rook is of de motor sterft, kan het aftrekmembraan of de stroomklep worden beschadigd. U kunt ook een ernstig lek in de leidingen of carburateur hebben.
Stap 3
Zet het voertuig uit en start het opnieuw. Als u na de hitte niet kunt herstarten, kan de choke opwarmen wanneer de motor heet is. Als het na enkele seconden sterft, werkt de stroomklep of het ontluchtingssysteem niet.
Stap 4
Rijd met het voertuig nadat de motor is opgewarmd. Aarzeling goud struikelen met licht gas geeft een vacuümlek, slechte gaspomp, beschadigde stationaire solenoïde, een vastzittende verwarmde luchtinlaat of een vastzittende EGR-klep aan. Zwart rook goud schokkerig lopend opgeblazen stroomventiel. Aarzelende goud dat onder zware smoorklep sterft, wijst op een slechte gaspomp, vastzittende doseerstaven of een krachtventiel, of de secundaire luchtklep is verkeerd ingesteld. Als de machine stationair draait wanneer u stopt, hebt u een slechte gasklepstandsteller of een defecte vlotter.
Zet het voertuig uit en laat het afkoelen. Zodra de motor is afgekoeld, start u en rijdt u meteen met het voertuig. Wanneer de motor afslaat, geeft dit aan dat de choke wordt afgetrokken of dat het stationair toerental te laag is ingesteld of dat er een mogelijk vacuümlek is. Stommelen of aarzelen tijdens het rijden duidt op een koud lek of een onjuist ingestelde choke. Het kan ook betekenen dat de vacuümbuizen verkeerd zijn aangesloten. Aarzeling of blokkering, een defecte elektrische assistent, gaspomp of ontstekingscondensor. Terugsteken vanuit een koude motor impliceert een aangesloten warmte-crossover-systeem of een defecte warmteafscherming of verdeelstukvacuümtoevoer.